Het boek beschrijft in romanvorm de levens van zijn Indische familie ten tijde van de oorlog met Japan en de daaropvolgende bloedige strijd om de Onafhankelijkheid van Indonesië. Voor hen was deze oorlog niet simpel ‘Wit tegen Bruin’, maar, vanwege de verwevenheid met beide kanten, zeer verwarrend. Het was een incestueuze, wrede strijd waarin broers en neven tegenover elkaar stonden, en ieder constant werd gekweld over de juistheid van zijn eigen keuzes.
We volgen van binnenuit de strijd om het vege lijf van een achttienjarige bruine jongen, die alles gaf voor zijn vrienden en door hen van een wrede Japanse dood werd gered. Die met zijn Prins Bernhardbataljon onwaarschijnlijke opdrachten uitvoerde en zelf de handen ook niet schoon hield.
We zien door de ogen van een dertienjarig blank meisje met blauwe ogen, hoe het was om te overleven in het hol van de leeuw, ver achter de demarcatielijn. Hoe zij zag dat de Indonesiërs elkaar op leven en dood bestreden en jacht maakten op mensen met blauwe ogen. Zij verloor de helft van haar geliefden, maar werd zelf op het nippertje gered door twee dappere Nederlandse foeriers!
De bruine jongen en het blanke meisje wisten op miraculeuze wijze Nieuw-Guinea te bereiken, ontmoetten elkaar, bouwden een paradijs tussen de Papua’s… maar werden ook daar verjaagd.
2020 / softcover / formaat 170 x 240 mm / 696 pagina’s